ADHD staat voor ‘attention deficit and hyperactivity disorder’.De aandoening komt voor bij 3 tot 8 procent van de schoolgaande kinderen en 2 tot 5 procent van de volwassenen.

Symptomen

Concentratieproblemen

  • vergeetachtigheid

  • slordigheid

  • moeite met meerdere opdrachten na elkaar uitvoeren

  • gebrekkig organisatie- en planningsvermogen

  • verliezen van spullen

  • trager werktempo

Hyperactiviteit en impulsiviteit

  • druk gedrag

  • niet kunnen stilzitten

  • gejaagdheid

  • moeite om de beurt af te wachten

  • anderen onderbreken

  • impulsiviteit

Deze symptomen zijn niet uniek voor ADHD. Andere oorzaken zoals een depressie of een autismespectrumstoornis moeten daarom uitgesloten worden.

Daarnaast kunnen nog andere symptomen zoals een

  • laag zelfbeeld

  • woede-uitbarstingen

  • prikkelbaarheid

  • angsten of gedragsproblemen aanwezig zijn. Tijdens de puberteit kunnen stemmingsschommelingen heftiger zijn.

Oorzaken

Er is geen eenduidige oorzaak van ADHD. Erfelijkheid speelt een rol: kinderen met familieleden met ADHD hebben zelf een hoger risico om ADHD te ontwikkelen.

Omgevingsfactoren op zich kunnen geen ADHD uitlokken, maar kunnen wel de impact van een genetische aanleg versterken.

De omgeving kan wel een invloed hebben op de symptomen, zowel gunstig als ongunstig. Vandaar het belang van psycho-educatie en begeleiding van de ouders.

Onderzoeken

Een bloedonderzoek, beeldvormingsonderzoek of EEG wordt uitzonderlijk uitgevoerd om zeldzame andere oorzaken van het gedrag uit te sluiten. Deze zijn echter niet standaard.

Gedragsdiagnose

ADHD is een gedragsdiagnose, wat betekent dat de diagnose gebaseerd is op gedragspatronen. Het is dus belangrijk het kind in verschillende situaties te observeren en meerdere betrokkenen te raadplegen. Daarnaast kan een diagnose slechts gesteld worden wanneer dit gedrag leidt tot ernstige beperkingen gedurende minstens een half jaar op twee of meer levensdomeinen. Ook moeten andere oorzaken voor het gedrag opgespoord en behandeld worden. Hierbij denken we aan leerstoornissen, autismespectrumstoornis, depressie, te hoge studiebelasting of de gevolgen van ingrijpende gebeurtenissen.

Onderzoeken

Ontwikkeling, familiale voorgeschiedenis, ontstaan van de klachten en functioneren van het kind worden in kaart gebracht en dit wordt aangevuld met observatiemomenten. Intelligentie-onderzoek geeft zicht op de cognitieve mogelijkheden en helpt om onderpresteren of schoolse overvraging op te sporen. Aandachtsonderzoek en onderzoek van uitvoerende functies kunnen helpen om aanknopingspunten voor een behandeling te vinden.

Behandelingen

De behandeling van ADHD bestaat uit drie hoekstenen, die in deze volgorde worden uitgevoerd.

Psycho-educatie

Dit vormt de basis en wordt op regelmatige tijdstippen herhaald. Opvoeders van het kind krijgen uitleg over ADHD en hoe ermee om te gaan. Gedrag kan op die manier beter begrepen worden, en ouders en kinderen verwerven kennis over wat wel en wat niet vanuit ADHD kan voortkomen. Het helpt ook de stappen in het behandelplan te begrijpen en hierin verantwoordelijkheid op te nemen.

Psychosociale ondersteuning

Dit kan op school bestaan uit deelname aan de zorgklas, toepassing van STICORDI-maatregelen (STImuleren, COmpenseren, Remediëren, DIspenseren), aanbieden van hulpmiddelen, ON-begeleiding (ondersteuningsnetwerk) of een aparte leerlijn. Logopedie kan schoolse achterstand bijwerken.

Als psycho-educatie ontoereikend blijkt, kan via individuele therapie met het kind gewerkt worden rond emotieregulatie en zelfbeeld. Ouders krijgen begeleiding bij de opvoeding van een kind met ADHD.

Medicatie

Als bovenstaande maatregelen ontoereikend blijken, kan de opstart van medicatie overwogen worden. Zeker bij jonge kinderen dient men terughoudend te zijn met aandachtsondersteunende medicatie. Medicatie kan slechts werken als het deel uitmaakt van een ruimer behandelplan. De medicatie behandelt enkel de symptomen, maar heeft geen genezend effect.

Te overwegen criteria om medicatie op te starten zijn ernstig onderpresteren, ernstige secundaire gevolgen (woede-uitbarstingen, laag zelfbeeld, depressiviteit) en oplopende spanningen in de ouder-kindrelatie.

Gespecialiseerde artsen

Laatst aangepast: