De aandoening treft naar schatting 1 tot 4 procent van de bevolking. Drie tot vier keer meer jongens dan meisjes hebben een autismespectrumstoornis, maar bij meisjes worden mogelijk meer gevallen niet vastgesteld (onderdiagnosticering).

Vroeger werd dit als een verschillende variant van autisme benoemd, zoals het syndroom van Asperger. Vandaag vallen al deze vormen onder de noemer autismespectrumstoornis.

Soms maakt ASS deel uit van een ruimer syndroom, waarbij ASS, een mentale beperking en epilepsie samen voorkomen.

Symptomen

ASS omvat twee groepen van symptomen:

Moeilijkheden in de sociale communicatie en interactie

  • beperkte sociale interesse of motivatie

  • afwijkend oogcontact

  • gebrekkige integratie van verbale en non-verbale communicatie

  • beperkt gebruik van gebaren

  • moeite met aanknopen en onderhouden van vriendschappen

  • problemen met aanvoelen van sociale regels en afspraken

  • neiging tot letterlijk taalbegrip

  • gebrekkige wederkerigheid

  • doordrammen

Beperkte interesses, herhalende gedragspatronen en afwijkende zintuiglijke waarnemingen

  • hardnekkig vasthouden aan bepaalde denkpatronen

  • over- of ondergevoeligheid voor zintuiglijke prikkels

  • beperkte interesses

  • moeilijk onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken

  • focus op details

Deze symptomen zijn niet uniek voor ASS. Ze kunnen ook voorkomen bij (sociale) angsten, introversie, depressie, taalstoornis, trauma en overgevoeligheid voor bepaalde prikkels.

Daarnaast kunnen bij ASS ook andere symptomen voorkomen zoals

  • een laag zelfbeeld

  • woede-uitbarstingen en prikkelbaarheid

  • concentratieproblemen

  • angsten en gedragsproblemen. Stemmingsschommelingen tijdens de puberteit kunnen heftiger zijn.

Oorzaken

Er is geen eenduidige oorzaak bekend van ASS. Erfelijkheid speelt een rol: kinderen met familieleden met ASS hebben zelf een hoger risico om de aandoening te ontwikkelen.

Over de invloed van omgevingsfactoren bestaat geen eenduidigheid. Wel is aangetoond dat omgevingsinvloeden de uitkomst van een genetische aanleg kunnen beïnvloeden.

Onderzoeken

Uitzonderlijk worden een bloedonderzoek, beeldvormingsonderzoek of EEG uitgevoerd, om zeldzame andere oorzaken van het gedrag uit te sluiten. Dit is echter niet standaard.

Gedragsdiagnose

ASS is een gedragsdiagnose, de diagnose is dus gebaseerd op gedragspatronen. Het is belangrijk om het kind in verschillende situaties te observeren en meerdere betrokkenen te raadplegen. Daarnaast kan een diagnose slechts gesteld worden wanneer dit gedrag leidt tot ernstige beperkingen gedurende minstens een half jaar.

Ontwikkeling, familiale voorgeschiedenis

En het ontstaan van de klachten en functioneren van het kind worden in kaart gebracht, aangevuld met observatiemomenten. Met een intelligentie-onderzoek kan een eventuele mentale beperking worden vastgesteld.

Taalonderzoek of motorisch onderzoek zo nodig.

ADOS-onderzoek (Autism Diagnostic Observatory Scheme) Dit is het meest gebruikte onderzoek bij ASS en brengt in een gestandaardiseerde testomgeving het gedrag van het kind in kaart. Resultaten op deze test gelden echter niet als voorwaarde voor een diagnose.

Behandelingen

Psycho-educatie

Dit vormt de basis en dient op regelmatige tijdstippen herhaald te worden. Opvoedingsfiguren krijgen uitleg over de aandoening, het verloop en hoe ermee om te gaan. Bij kinderen en jongeren moet dit op maat gebeuren. De nadruk wordt gelegd op structuur, voorspelbaarheid en vermindering van prikkels. Via psycho-educatie kan het gedrag van het kind beter begrepen en ingeschat worden.

Als psycho-educatie ontoereikend blijkt, kan via individuele therapie met het kind gewerkt worden rond emotiebeheersing, sociale vaardigheden en omgaan met eigen sterktes en kwetsbaarheden. De ouders krijgen ondersteuning in de opvoeding van een kind met ASS.

Psychosociale ondersteuning

Op school worden vluchtroutes en rustplaatsen voorzien. Het kind krijgt een hoofdtelefoon of een andere oplossing om tot rust te komen. Er is begeleiding voor leerkrachten om om te gaan met kinderen met ASS. Als dit onvoldoende blijkt, kan overschakeling naar het buitengewoon onderwijs (type 9) aangewezen zijn.

Medicatie

Er bestaat geen specifieke medicatie voor ASS, noch middelen die ASS kunnen genezen. Medicatie kan slechts werken als het deel uitmaakt van een ruimer behandelplan.

Antipsychotica of antidepressiva kunnen helpen om prikkelgevoeligheid, stemmingswisselingen en woede-uitbarstingen te verminderen.

Als er ook sprake is van ADHD zijn de effecten van aandachtsondersteunende medicatie minder duidelijk dan bij kinderen die enkel de diagnose van ADHD kregen. Door kinderen met ASS wordt deze medicatie vaak minder goed verdragen.

Melatonine kan – bij voorkeur kortdurend – ingezet worden om de slaap te ondersteunen.

Gespecialiseerde artsen

Bekijk hier alle gespecialiseerde artsen

Laatst aangepast: